Verwerking

A.  Oriënteren op en voorbereiding van de opdracht

 

Hier vind je een aantal puntdichten van Kees Stip. Bekijk ze goed en let op de volgende uiterlijke aspecten:

1.      Aantal zinnen.

2.      Aantal regels.

3.      Aantal lettergrepen.

4.      Rijmschema.

5.      Metrum.

 

Kijk daarna goed naar de inhoud van de gedichten en let op de volgende aspecten:

1.      Over welk dier gaat het?

2.      Komt er een plaatsnaam voor in het gedicht?

3.      Welke eigenschappen of eigenaardigheden van het dier worden genoemd?

4.      Woordspeling.

5.      Personificatie.

6.      Is er iets bijzonders aan de uitspraak van (rijm)woorden?

7.      De pointe of clou.

 

Je kunt ook andere puntdichten van Kees Stip zoeken op internet (zie Infobronnen).

 

B.  Verwerken van de opdracht

 

Schrijf nu zelf een puntdicht. Gebruik de kennis die je bij onderdeel A hebt opgedaan.

Denk bij je keuze voor een dier ook eens aan ‘dieren’ als het liegbeest, de boekenwurm, de eendagsvlieg.